Overdracht HIV van moeder op kind
De overdracht van HIV van moeder op kind wordt ook wel verticale transmissie
genoemd. Indien een zwangere vrouw HIV seropositief is, bestaat er de kans dat
zij het HIV virus overdraagt op haar kind. Dit kan op verschillende momenten
gebeuren namelijk tijdens de zwangerschap, bevalling en borstvoedingperiode. In
onderstaande tabel is de geschatte kans op overdracht van HIV van moeder op kind
zonder medische interventie weergegeven.
moment van overdracht |
kans op HIV overdracht |
zwangerschap |
5 - 10% |
bevalling |
10 - 15% |
borstvoedingsperiode |
5 - 20% |
Totaal zonder borstvoeding |
15 - 25% |
Totaal met zes maanden borstvoeding |
20 - 35% |
Totaal met 18-24 maanden borstvoeding |
30 - 45% |
De percentages zijn variabel omdat ze
afhankelijk zijn van de
viral load in het bloedplasma van de zwangere
vrouw en de sterkte van het immuunsysteem. Verschillende factoren beïnvloeden de
kans op HIV overdracht.
moeder |
kind |
Gezondheidstoestand (zijn er al symptomen van AIDS) |
Duur van de borstvoeding |
Sterkte van het immuunsysteem |
Al dan niet ´uitsluitend´ borstvoeding geven |
Viral laod in bloedplasma |
Leeftijd kind |
Viral load in de moedermelk |
Wondjes in de mond en het maag-darmkanaal |
Borstontstekingen en tepelkloven |
Te vroeg geboren zijn |
Recente besmetting met HIV |
Immuunsysteem |
Preventie overdracht HIV gedurende de zwangerschap
Als een zwangere HIV seropositief is, dan wordt getracht om d.m.v. medicatie
de viral load in het bloedplasma van de zwangere zo laag mogelijk te maken. Hoe
lager de viral load, des te kleiner de kans op HIV overdracht naar het kind. In
geïndustrialiseerde landen worden zwangeren gedurende het grootste gedeelte van
de zwangerschap met een combinatie van twee of drie medicijnen behandeld. Voor
ontwikkelingslanden zijn verkorte protocollen ontwikkeld. Volgens het meest
recente (door de WHO ontwikkelde) protocol, is het advies om vanaf 28 weken
zwangerschap het medicijn AZT te geven.
Preventie overdracht HIV gedurende de bevalling
Een keizersnede vermindert het risico op HIV overdracht vanwege het kortere
contact van de baby met lichaamsvloeistoffen van de moeder. In
geïndustrialiseerde landen bevallen de meeste zwangeren met HIV d.m.v. een
keizersnede. In ontwikkelingslanden is het risico van infecties als gevolg van
een keizersnede groot en moeten de verschillende risico´s (infectierisico versus
besmettingsrisico) tegen elkaar worden afgewogen. De uitkomst van deze afweging
is dat in ontwikkelingslanden niet gekozen wordt voor een keizersnede bij
seropositieve zwangeren, maar dat er wel maatregelen genomen worden om het
overdrachtsrisico te verkleinen. Deze maatregelen bestaan uit het zo lang
mogelijk uitstellen van het breken van de vruchtvliezen en het vermijden van
inknippen (episiotomie) tijdens de bevalling. Tevens wordt in het kader van het
WHO protocol geadviseerd om de moeder gedurende de bevalling een combinatie van
3 medicijnen (Nevirapine, 3TC (Lamuvidine) en AZT) toe te dienen.
Preventie overdracht HIV na de bevalling
Het WHO protocol adviseert na de geboorte de moeder nog zeven dagen de
combinatie AZT-3TC toe te dienen. De pasgeboren baby krijgt vlak na de geboorte
……n dosis Nevirapine, gevolgd door een week lang AZT. Na de bevalling kan de
baby nog besmet raken met het HIV virus via de moedermelk, aangezien het HIV
virus ook daar aanwezig is. Het risico op overdracht van het HIV virus na de
geboorte van moeder op kind is het kleinst wanneer er op een veilige manier
flesvoeding gegeven wordt. In geïndustrialiseerde landen wordt dan ook dringend
geadviseerd om af te zien van borstvoeding en de baby met kunstvoeding
(flesvoeding) te voeden. Voor grote groepen mensen in ontwikkelingslanden is het
echter niet mogelijk om op een veilige en verantwoorde manier kunstvoeding te
bereiden. Het blijft een feit dat het geven van kunstvoeding de kans op HIV
overdracht nog meer verkleint, maar het risico voor het kind om te overlijden
aan infecties en ondervoeding (t.g.v. de bereiding van kunstvoeding) doet dit
voordeel volledig teniet. De meest ongunstige kansen heeft die baby die een
combinatie van borstvoeding en kunstvoeding krijgt. Dit kind loopt zowel
verhoogd risico op HIV besmetting als het risico op ondervoeding en infectie.
Conclusie is dan ook dat de keuze gemaakt moet worden tussen alleen kunstvoeding
te geven of uitsluitend (zonder bijvoeding) borstvoeding te geven. De keuze voor
kunstvoeding is alleen dan verantwoord als de moeder de middelen (geld) heeft om
kunstvoeding aan te schaffen, het haalbaar is, het acceptabel (qua culturele
normen en waarden) is, ze het een lange tijd kan volhouden en in staat is de
voeding veilig te kunnen bereiden en geven. In de meeste gevallen zal, door het
ontbreken van bovengenoemde voorwaarden, het uitsluitend geven van borstvoeding
de beste keuze zijn. Hierbij is het van belang dat er geen bijvoeding gegeven
wordt en dat borstontsteking en tepelkloven zoveel mogelijk voorkomen wordt.
Bron:www.borstvoeding.com/problemen/medicijnen/hivaids.html